Bij een klimaatplafond is sprake van warmte-uitwisseling door straling tussen de aanwezige personen en hun omgeving. De mens is daarbij het warmste onderdeel en zal bij een dalende temperatuur meer warmte uitstralen. Dit kan tot een gevoel van onbehaaglijkheid (te koud) leiden. Door de temperatuur van het plafondoppervlak te verhogen, neemt de warmte uitstraling van de persoon naar de omgeving af en het gevoel van behaaglijkheid toe. Omgekeerd zal in warme perioden de uitstraling van een persoon (te warm) naar de omgeving toenemen wanneer het oppervlak van het plafond in temperatuur wordt verlaagd. Hier door ontstaat dan een nieuw behaaglijk evenwichtspunt. Het betreft een vorm van klimatiseren die als aangenaam wordt ervaren. Verwarmd of gekoeld wordt met water dat circuleert door op de plafondpanelen aangebrachte koelspiralen. Bij koeling mag de temperatuur van het water vooral niet beneden het dauwpunt komen. Dit om vorming van condens op de spiralen te voorkomen en daarmee het risico van druppelvorming van uit het plafond. De benodigde verse lucht wordt afzonderlijk door een luchtbehandelingsinstallatie toegevoerd. Bij toepassing van geavanceerde luchtverdeelarmaturen (luchtrooster) kan de capaciteit van het plafond tot 7% toenemen. 

Zie Plafondkoeling - Wikipedia