Dauwpunt versus nattebol
Omdat het dauwpunt onder de natteboltemperatuur ligt is bij gelijke omstandigheden, de uitgaande luchttemperatuur bij dauwpuntkoeling 3 tot 4 K (°C) lager dan bij nattebolkoeling. (Dauwpunt zie blauwelijn 1, nattebol zie rodelijn 2.)

Het kenmerk van dauwpuntkoeling is dat bij een overdag stijgende omgevingstemperatuur onder invloed van de zon en bij een gelijk blijvend absoluut vochtgehalte, de koelcapaciteit stijgt, bij een gelijkblijvend energiegebruik.

afbeelding 5grafiek

Statische dauwpuntkoeling
De nieuwste generatie koelers die gebruik maakt van verdamping van water, is de indirect werkende statische dauwpuntkoeling. Door gebruik te maken van een aantal basale natuurkundige principes, is een systeem ontwikkeld waarbij de hoeveelheid draaiende onderdelen tot een minimum wordt beperkt. Hierbij wordt uitgegaan van een aantal natuurkundige principes, zoals: de hygroscopische werking van bepaalde stoffen, adhesie, zwaartekracht, middelpuntvliedende kracht en de vallende film (of falling film). De statische- indirectwerkende dauwpuntkoeling kenmerkt zich door eenvoud, bedrijfszekerheid en minder onderhoudskosten.

Foto 4

Materiaalkeuze
Het bevochtigings pakket van iedere bevochtigings- of verdampingskoeler (direct, indirect, nattebol of dauwpunt) mag niet als voedingsbodem kunnen dienen voor organismen. Dit houdt in, dat bij voorkeur geen natuurlijke materialen zoals katoen, wol, cellulose,of viscose, mogen worden toegepast. Speciaal daarvoor geschikte soorten kunststoffen zijn daarentegen een slechte voedingsbodem waarmee kan worden voldaan aan de antibacteriologische eisen. Het voorkomt bovendien het optreden van corrosie.

 

Veilig functioneren
De toegepaste bevochtigings- of verdampingskoeler moet op een Legionellaveilige manier functioneren. Dit kan worden aangetoond met een risicoanalyse gemaakt door een gespecialiseerd laboratorium of instituut zoals TNO. In Duitsland is een Prüfurkunde van belang om aan te tonen, dat de koeling voldoet aan de VDI –Richtlinie 6022 Blatt 1 (4/2006) en de Hygiene-Anforderingen der VDI 3803 en Din EN 13779.

Toepassing

  • Als zelfstandige koeler in een airconditioningsysteem bij nieuwe gebouwen en soms ter vervanging van koelers in bestaande systemen (afhankelijk van de beschikbare installatieruimte en de diameters van de ventilatiekanalen).
    Afbeelding1
  • Als voorkoeler in een bestaand luchtbehandelingsysteem, ter reductie van het energiegebruik of ter vergroting van de koelcapaciteit.
    Afbeelding2
  • Succesvol is het gebruik van dauwpuntkoeling voor het koelen van datacentra. Onder Nederlandse weersomstandigheden is het mogelijk datacenters te koelen zonder aanvullende conventionele koeling.
  • Andere mogelijke toepassingen liggen in sporthallen, showrooms, kantoren, scholen, verzorgingstehuizen, winkelcentra en bedrijfshallen.
    sporthal.jpg-for-web-small

Prestaties en de invloed op het energiegebruik
(De combinatie met topkoeling en verdringingsventilatie)
Een nadeel van het gebruik van bevochtigings-of verdampingskoeling, is dat de temperatuur die kan worden bereikt afhankelijk is van de luchtvochtigheid van de aangezogen buitenlucht.

Bij conventionele airconditioning is zowel sprake van latente warmte (ontvochtiging) als van voelbare warmte. De latente warmte slaat neer als condensaat (water) op het koeleroppervlak, vergt een aanzienlijk deel van de totale koelcapaciteit en bepaalt daarmee mede het energiegebruik.

Bij bevochtigings- of verdampingskoeling met water als koudemiddel, wordt echter niet ontvochtigd, met als gevolg een kleinere benodigde koelcapaciteit en een verminderd energiegebruik.

Bij de combinatie dauwpuntkoeling met 100% buitenlucht en verdringingsventilatie, kan de koeling worden beperkt tot op leefniveau (2,5 m hoogte). Voor de berekening van de koelcapaciteit wordt dan geen rekening gehouden met de warmteontwikkeling boven dat niveau, de verlichting, het (platte)dak, de opgestelde machines, computers e.d. De benodigde koelcapaciteit is daardoor aanzienlijk lager dan bij meng- en recirculatieventilatiesystemen.

Over het algemeen wordt bij conventionele airconditioning de lucht afgekoeld tot ca. 13 à 14 °C. en gemengd met de in de ruimte aanwezige lucht. Daarbij geldt, dat hoe lager de temperatuur van de gekoelde lucht, hoe lager de koelcapaciteit, maar ook hoe hoger het energiegebruik.

Bij conventionele luchtgekoelde koelinstallaties stijgt de condensatietemperatuur en -druk, zodra de buitenluchttemperatuur stijgt. Onder invloed daarvan zakt de koelcapaciteit en stijgt het energieverbruik.

Bij dauwpuntkoeling zal echter bij een stijgende buitenlucht temperatuur de koelcapaciteit stijgen bij een gelijkblijvend energiegebruik.

Bij een stijgend absoluut vochtgehalte (kg/kg) van de aangezogen lucht daalt de koelcapaciteit van zowel nattebol- als dauwpuntkoeling. Bij een conventionele airconditioner blijft onder die conditie (zelfde temperatuur bij een toenemend vochtgehalte) de totale koelcapaciteit gelijk, maar wordt meer latente warmte in de vorm van water gecondenseerd op het koeleroppervlak. Hierdoor zal de beschikbare voelbare warmte dalen, zij het minder dan wat onder gelijke omstandigheden geldt voor nattebol- en dauwpuntkoeling.

 

Verdampend zeewater
Statische dauwpuntkoeling kan ook worden toegepast met verdampend zeewater of brakwater als koudemiddel.

Zie pdf: ADIABATISCH VERSUS DIABATISCH EN DIRECT VERSUS INDIRECT