Werking PCM

Het principe van faseovergangsmaterialen als warmte-accumulerndematerialen is als volgt:

  • bij een bepaalde temperatuur smelt het materiaal;
  • tijdens het smelten absorbeert het materiaal grote hoeveelheden warmte uit de omgeving
    (de ruimte wordt hierdoor koeler);
  • wanneer de temperatuur zakt, stolt het materiaal en komt warmte vrij (de ruimte wordt warmer, eventueel kan deze warmte door ventilatie afgevoerd worden);
  • door de pcm's in geïsoleerde buffers op te slaan kan de "latente warmte of koude" op een later moment worden benut.

Voorbeeld: wanneer ijs smelt en er wordt warmte toegevoegd dan neemt, zolang er nog ijs is, de temperatuur van het water-ijsmengsel niet toe. De warmte wordt als het ware "opgeslagen" en kan op een later moment bij stollen weer vrijkomen. Dit wordt ook wel "latente warmte" genoemd.

Het nut van pcm's is dat bij veel zonneschijn de ruimte niet snel een hoge temperatuur krijgt, de pcm neemt immers de warmte op en staat bij kouder weer de warmte weer af. Het resultaat kan een "gelijkmatiger temperatuur" in het gebouw zijn.

Wanneer de pcm's in een goed geïsoleerde buffer worden opgeslagen kan de "latente warmte" worden behouden en op een later tijdstip worden gebruikt. Dit wordt ook wel het warmteaccumulerend vermogen genoemd. Via in- en uitlaten bij de buffer kan warme lucht gekoeld worden en koude lucht verwarmd worden. De buffer met pcm's werkt hier als warmte-koudeopslag.

Ook water kan als een pcm worden gebruikt maar water neemt de warmte niet zo snel op (en het smeltpunt van 0 °C, is niet handig in gebouwen).

Vooralsnog worden pcm's toegepast voor passieve koeling in gebouwen.